14-01-2014 - Nieuws, Wielrenblad

De hobbelige weg naar Alpe d’Huzes

Mijn voorbereiding op Alpe d’Huzes ging dit jaar niet bepaald over rozen. Grote oorzaak was een minuscuul en hardnekkig pijnplekje. Mijn conditie verslechterde met elke dag dat ik niet fietste. Ik was echter vastberaden om fit en sterk aan de start van de grote dag te verschijnen. De tijd was deze keer niet aan mijn kant.

Tekst: Rick Brauwers, Beeld: Luc Lodder

Vaak hoorde ik mensen praten over hun omslagpunt. Zo ook in het café waar ik zo nu en dan, na twaalven ’s nachts, nog wel eens vertoef. ”Mijn omslagpunt zit op 200 watt,” klonk het triomfantelijk aan de bar. “Ik trap makkelijk 250 weg,” riep zijn buurman terwijl hij snel een slok nam. Het schaaltje met nootjes werd bijgevuld. “Wat is jou omslagpunt eigenlijk?” De blikken waren op mij gericht. Men wist dat er aan ons tafeltje fanatiek werd gefietst. Twee maanden geleden hadden we de Stelviopas beklommen. Ons aanzien aan de bar was gestegen tot boven de boomgrens. Het omslagpunt leefde, zoveel was duidelijk. “Mijn omslagpunt lag op de Stelvio rond 2760 meter.” Ik probeerde er zo serieus mogelijk bij te kijken. Niemand aan de bar scheen te weten wat een omslagpunt precies inhoudt. “Daarna zijn we aan de zelfde kant weer afgedaald,” voegde mijn fietsmaat er met een stalen blik aan toe. Verwarring was van de gezichten te lezen. Het groepje mannen knikte instemmend.

Tegenslag tussen de benen

Ruim voor de Alpe ‘d Huzes van start ging meldde ik mij eind november 2012 bij Cyrille Lux van Sportmedisch centrum Movero Vita. De geplande maximaaltest ging goed. Ik fietste simpelweg totdat ik niet meer kon. Met een maximale hartslag van 193 per minuut fietste ik met een piekbelasting van 466 watt. Het testresultaat op de anaerobe drempel werd vastgesteld op 295 watt met een hartfrequentie van 174 per minuut. Met andere woorden, vanaf 174 hartslagen per minuut begon mijn lichaam te verzuren.

Tot een week voor de kerst leek het erop dat de Tacx mijn beste vriend zou worden die winter. Ik leefde van D1 naar D2 en weer terug naar D1. Twee keer in de week deed ik trouw mijn core stability-oefeningen. Geen vuiltje aan de lucht. Laat die Alpe d’Huez maar komen dacht ik. Een week voor de kerst begon de ellende. Ik begon na een half uurtje D1 te schuiven op het zadel. Was het zadelpijn? Kwam het vanuit de lies? Ik stopte maar, want ik wilde niks forceren. De pijn concentreerde zich op één héél gevoelig plekje, net naast het symbool van mijn mannelijkheid. Na een echo in het ziekenhuis bleek een cyste van vier millimeter de schuldige.

De winter kroop voorbij, de cyste bleef. Mijn racefiets, mountainbike en Tacx stonden al weken stof te vangen in de garage. De jaarwisseling zorgde voor goede voornemens. Althans, vooral bij mijn Alpe d’Huzes-teamgenoten. Alcohol werd afgezworen en er werd gezonder gegeten. Ik zat op de bank en las hun sms’jes over trainingstochten door weer en wind.

Mijn conditiepeil zakte evenredig met mijn humeur. Volgens de uroloog kon het maanden duren voordat de cyste vanzelf zou verdwijnen. Zolang ik niet op een zadel zat, had ik nergens last van. Een ingreep werd me dan ook ten zeerste afgeraden.

Weken werden maanden. De onzekerheid begon te knagen. Hoelang ging dit nog duren? Kon ik nog wel deelnemen straks? Zou ik dit jaar überhaupt nog kunnen fietsen. Mijn hobby en tevens mijn uitlaatklep voor het leven van alledag was verdwenen. Tot die dag in maart.

_MG_0528

Licht aan het eind van de tunnel

Waar ik al maanden op hoopte leek eindelijk te gebeuren. Het voelde alsof de cyste kleiner was geworden. Voor de zekerheid stelde ik de eerste kilometers nog een weekje uit. Ik begon te rekenen. Als ik vanaf de eerste week van april weer zou kunnen fietsen, dan had ik nog precies elf weken om te kunnen trainen. Die eerste tocht, in de stromende regen, was misschien wel de mooiste rit van de laatste jaren. Ik ging alleen op pad. Regen en wind leken me niet te deren. Mijn focus was helemaal gericht op dat ene plekje. Ik voelde niks en was als een kind zo blij.

Met het oog op supercompensatie(het feit dat het lichaam na een trainingsimpuls altijd de neiging heeft om zich te herstellen boven het oorspronkelijk uitgangsniveau) probeerde ik om de dag te fietsen. “Rusten is ook trainen!” sprak teamgenoot Jan de Koning me ooit wijs toe. Ik lette op mijn ochtendpols (hartslag in rust) en zag dat ik nog een lange weg te gaan had. Na een zware training door het Heuvelland was ik genoodzaakt om twee dagen rust te nemen zodat mijn lichaam voldoende kon herstellen. De sponsoring binnen het team verliep voortvarend. We werden voorzien van kleding, sportvoeding en zelfs herstelkousen. Tijdens de steeds langere fietstochten leefde ik op repen en gelletjes. Bij thuiskomst trok ik steevast mijn kousen aan en dronk ik een herstelshake. Lekker!

Friese Elfstedentocht

De eerste serieuze test vond plaats in Friesland. Met een bijna voltallig Alpe d’Huzes-team stonden we aan de start van de Elfstedentocht in Bolsward. Precies zeven weken na mijn eerste fietstocht begon ik om 6.20 uur in de ochtend aan 235 kilometer langs de elf steden. Aangezien ik degene was met de minste trainingskilometers mocht ik in de luwte fietsen. Jan en Miguel deden het kopwerk. De eerste 65 kilometer reden we 32 km/h gemiddeld. Onze trein was op stoom en ik voelde me als een sprinter die naar de kop van het peloton werd gebracht. Ik zat ruim onder mijn omslagpunt en lag op schema wat eten en drinken aanging. Alles ging prima, totdat we het dorp Ferwert binnenreden.

In een tijdsbestek van drie seconden gebeurden er een aantal dingen. Er werd gewaarschuwd voor een tegemoetkomende auto. Ik keek over de ruggen van het peloton en zag de auto naderen, niks aan de hand. Aan de rechterkant van de weg doemde een wegversmalling op. Check! Op hetzelfde moment werd ik links ingehaald door een jongen met een groene koerstrui. Ik reed 38 aan het uur, hij 39. De auto naderde. De jongen in het groen twijfelde en mikte op het gootje links naast de auto. Op het allerlaatste moment besloot hij om toch rechts voor de auto langs te sturen. En daar reed ik dus. Ik week uit naar rechts. Schuin achter me reed teamgenoot Mark die niet meer kon uitwijken. De spaken van zijn voorwielen vermaalden de Di2 derailleur van mijn Canyon Aeroad. (Juist, die testfiets uit wielrenblad #1.) De stilte die volgde was oorverdovend. Er klonken geen pijnkreten, geen gescheld en zelfs geen geluid van materiële schade. De auto was spoorloos en de groene koerstrui was uit het zicht verdwenen. Na 65 kilometer stond ons team met beide voeten op het asfalt van Ferwert. Gelukkig was er niemand gewond geraakt. Na een kop koffie veranderde de Canyon Aeroad in een fixie zodat ik door kon ‘fietsen’ naar de finish. De steeds slechter wordende ketting sprong echter met regelmaat een tandje groter. Hierdoor liep de boel vast en was ik genoodzaakt het wiel los te maken en de ketting handmatig op het juiste kransje te leggen. Sprong de ketting naar een kleiner kransje dan trapte de boel door, waarna hetzelfde recept van toepassing was. Tot de finish heb ik dit ongeveer 80 maal mogen herhalen.

bewerkt3

Alpe d’Huzes

“Jij daalt die Alpe af als een baksteen!” Teamgenoot Jan de Koning bedoelde het als een compliment. Het was zondagochtend in Bourg d’Oisans. Ik keek op mijn fietscomputer en las een maximale snelheid van 83,5 km/h. Ik dacht aan mijn gezin in combinatie met een klapband en zag het compliment als een waarschuwing. Toegegeven, afdalen ging me goed af. Ik had het snijden van de 21 bochten voor mezelf tot kunst verheven en ik duldde niemand voor me. Ook tijdens de beklimming voelde ik me goed. Bij Canyon waren ze zo aardig om de gehavende Aeroad testfiets in te ruilen voor een nieuwe Ultimate CF SLX voorzien van een nieuwe Dura Ace 11-spreed groep. Wie het karretje optilde keek vol ongeloof. 6,45 kg schoon aan de haak. De trainingsachterstand leek geen rol meer te spelen. Tijdens de grote dag van Alpe d’Huzes verliep de eerste beklimming dan ook zonder problemen. We waren onder de indruk van de vele kaarsjes in de bochten en lieten ons met veel plezier aanmoedigen. Tijdens de eerste afdaling maalden de woorden van Jan door mijn hoofd. Mijn vingers lagen strak om de remgrepen. Links en rechts werd ik voorbijgeraasd door fietsers die allemaal een andere lijn leken te kiezen. Ik daalde als Bradley Wiggins op een slechte dag. Bij het aansnijden van de vele bochten begon ik zelfs achter me te kijken. De aanrijding van achteren, tijdens de Elfstedentocht, had duidelijk zijn sporen nagelaten.

Ook de tweede beklimming verliep soepel. De zon begon te schijnen en het publiek langs de kant van de weg nam toe. Tijdens elke beklimming dronk ik twee bidons leeg en werkte ik twee gelletjes naar binnen. Op de top at ik energierepen en de cakejes van Sportbun. Na de derde beklimming werd eten lastiger. Een massage op de top en gelletjes zorgden voor de nodige energie. De vierde beklimming werd mijn breekpunt. Voor het eerst ging er een voet aan de grond. De hitte nam toe. Het zweet gutste van mijn voorhoofd. Ik had een snufje keukenzout toegevoegd aan mijn sportdrank om mijn zout tekorten op te vangen. Veel drinken was het enige dat nog hielp.

Tijdens de beklimmingen hield ik mijn hartslag goed in de gaten. Naarmate de eerste beklimming vorderde, fietste ik boven mijn omslagpunt. Vanaf de tweede klim bleef ik er onder. Naarmate de dag vorderde zakte mijn hartslag geleidelijk lager. Het natuurlijke beschermingssysteem van mijn lichaam tegen overbelasting was in gang gezet.

Boven op de top pauzeerde ik langer dan normaal. Ik probeerde te eten, ook al lukte dat niet meer zo goed. Een broodje en soep was het enige dat er nog inging. Ik raakte meer en meer uitgeput. Ik daalde af om voor de vijfde keer de berg op te fietsen en besefte dat het mijn laatste beklimming zou worden. Mijn benen en onderrug hielden het voor gezien. Ik was genoodzaakt om drie keer te pauzeren. Veel drinken en stretchen bleek iets te helpen. Na bijna twee uur afzien, zag ik in de verte het skidorp naderen. Het publiek had zich in grote getalen rond de laatste twee kilometer langs het parcours verzameld. Door hun aanmoedigingen leek dat laatste stuk vanzelf te gaan. Ik fietste door de smalle straatjes van het skidorp Alpe d’Huez. Op de terrasjes stroomde het bier rijkelijk. Ik dacht terug aan thuis, aan de mannen in het café. De komische conversatie over het omslagpunt. De finish naderde. Ik was er bijna. Nog een paar meter verwijderd van een heerlijk koud pilsje. Of toch maar een herstelshake?

 van