17-09-2015 - Nieuws, Wielrenblad

Klimmen op het bloemeneiland

Verslag van drie intense dagen Madeira

Binnen een paar uur klimmen we van de bloemenzeeën aan de kust, door mistig oerwoud naar ruig hooggebergte. Het is heerlijk fietsen op Madeira – mits je goede klimmersbenen hebt. Drie dagen zwoegen op het bloemeneiland.

Tekst en foto’s: Bram de Vrind

7main

Dag 1:

Pico do Arieiro – het hoogste punt

Terwijl ik mezelf in het zweet werk op m’n Giant TCR Composite 2, baadt Jezus Christus met gespreide armen in de ochtendzon – het verschil moet er wezen. Vanuit het hotel aan zee hebben we direct de felle klim naar het beeld Cristo Rei op de rotskaap Garajau voor de wielen gekregen. Het Christusbeeld is een kleinere voorganger van de befaamde Christus de Verlosser in Rio de Janeiro.

‘Stijgingspercentages van 10, 12 % zijn normaal hier’, waarschuwt Vitor Jesus, als we even uitpuffen op een bankje achter het standbeeld. De ranke gids leidt me namens fietsorganisatie Lokoloko de komende dagen rond over Madeira. Het Portugese vulkaaneiland rijst 700 kilometer ten westen van Marokko op uit de Atlantische Oceaan. Vanwege zijn zachte klimaat waarin de natuur het hele jaar door in bloei staat, wordt Madeira het ‘bloemeneiland’ genoemd. Hoewel het er met gemiddeld een graad of 20 het hele jaar door goed fietsweer is, kent het eiland nog nauwelijks wielertoerisme.

Het startpunt van onze tochten is de fietswinkel van Lokoloko vlakbij het hotel in de plaats Cani.o aan de zuidkust. Bij het bespreken van de routes wordt al gauw duidelijk dat er veel geklommen moet gaan worden op het bergachtige eiland.

We zullen dat vandaag al aan den lijve ervaren, want we gaan de hoogste col van het eiland beklimmen. De Pico do Arieiro is met 1818 meter ook het op drie na hoogste punt op Madeira. Voor Vitor moet het bedwingen van de pas geen probleem zijn. Hij heeft niet alleen zijn ranke klimmerspostuur mee, maar zegt ook vijf dagen per week te trainen. We klimmen in rustig tempo door de buitenwijken van Funchal. Het uitzicht op de hoofdstad wordt ingelijst door uitbundig bloeiende bermen.

We komen in een compleet andere wereld als we even later een dicht woud binnenrijden. De weg loopt als een corridor tussen torenhoge laurierbomen. Het is een stuk frisser en de bloemen in de bermen hebben plaats gemaakt voor struiken en varens. Tienduizenden jaren geleden kwam dit oerbos verspreid door Europa en Afrika voor, maar het werd in de ijstijd teruggedrongen tot op de bergflanken van Madeira. Opnieuw rusten we even uit onder toeziend oog van de verlosser. We drinken een bica (Portugese espresso) bij een lokale bar onder een groot standbeeld van Maria met in haar armen het kindje Jezus. Vitor bestelt een Snickers. De reep is het eerste wat ik hem vandaag zie eten. We zetten onszelf weer in gang. ‘Nog acht kilometer naar de top’, zegt Vitor. ‘Het echte klimmen begint nu, 10 tot 12 %. Soms 16 en 17 %.’ Tijd om eens te testen hoe goed mijn benen zijn. Het dichte woud begint uit te dunnen als we de wolken binnenrijden. We naderen het hooggebergte. Ik schakel een kransje lager om het tempo op te schroeven. ‘Je ritme is goed. In onze wedstrijden zou je denk ik op de vijftiende plek zitten tijdens het klimmen’, zegt Vitor. Ik neem dat maar als een compliment.

Ik verbaas me als hij gebaart dat we linksaf een steil smal weggetje in moeten. ‘The National Park’, zegt Vitor. Als twee schimmen in de mist rijden we over de kale hoogvlakte. De weelderige laurierbomen van zonet zijn verwisseld voor verdroogde exemplaren die als opgebrande luciferhoutjes in de grond steken. Binnen een paar uur fietsen is het landschap nu al drie keer van gedaante verwisseld.

Er volgt een steil stuk. Ik schakel naar mijn lichtste verzet, maar houd het tempo hoog. Het zweet gutst nu van mijn voorhoofd. Vitor danst als de Spaanse wielrenner Alberto Contador op de pedalen. Net was hij nog ontspannen aan het vertellen, maar de klim heeft hem nu ook tot zwijgen gebracht.

We draaien een brede weg op als de hemel opentrekt en de Pico do Arieiro ontluikt: een kale, Ventoux-achtige top die wordt ontsierd door een bolvormig NAVO-radarstation. Ik schakel nog een kransje zwaarder. Op de weg zie ik de draaiende schaduw van mijn voorwiel en wiegende bovenlichaam gedrukt.

Ik kijk achterom om te zien hoe het met Vitor gaat. Hij hangt onaangedaan in mijn wiel op zijn celeste-kleurige Bianchi. Dan volgt een steil stuk omzoomd door parkeerplaatsen: het laatste stukje asfalt naar het radarstation. Ik gooi alle registers open en rijd langs de geparkeerde auto’s omhoog. Een echtpaar juicht ons toe als we de laatste meters naar de top sprinten.

Dag 2:

Duizelingwekkende afgrond, Alpe d ‘Huez en de westkaap

We zitten ruim een uur op de fiets als ik de eerste contouren van de slapende reus zie. Ons eerste doel vandaag is de tien kilometer lange beklimming van de Cabo Girão: een gigantische rotswand die zich vanaf 580 meter hoogte loodrecht in zee stort. Hij behoort tot de hoogste kliffen van Europa.

Een zweetdruppel vermengd met zonnebrandolie prikt in mijn oog als we klimmen te midden van terrassen met bananenplantages. Ik wil de iconische rots in stevig tempo oprijden. Mijn plan is om het vervolgens rustiger aan te doen op de kustweg om dan fris te beginnen aan de ‘Alpe d’Huez van Madeira’, zoals Vitor de zigzaggende klim bij het vissersdorpje Paúl do Mar noemt. Het eindpunt van de tocht is de vuurtoren van Ponta do Pargo op de westkaap van het eiland.

‘Forza, forza’, moedigt een meisje ons aan als we het dorpje Câmara De Lobos op de bergflank doorkruisen. Ik probeer het tempo strak te houden. Ik kijk op mijn teller: 14,5 kilometer per uur. We zien de top van de Cabo Girão al liggen in de verte. Dat gaat lekker!

Maar dan begint de weg omslachtig langs de bergwand te slingeren. De kaap verdwijnt nu steeds verder naar de achtergrond. We klimmen langs wijnranken. Ik moet een tandje lichter schakelen want ik begin mijn benen nu toch wel te voelen. Vitor is net als gisteren ogenschijnlijk onaangedaan op zijn celeste-kleurige Bianchi.

Bij Bar Nicola drinken de plaatselijke bewoners hun espresso, terwijl ze genieten van het uitzicht op de kaap die afsteekt tegen de zee. Ik heb nu even alleen oog voor het achterwiel van Vitor voor me.

Zweetdruppels tikken op mijn frame. Mijn teller geeft nu 12,1 kilometer per uur aan. Nog even doorbijten. ‘Chapeau. Ik neem mijn helm af voor je. Je hebt een goede cadans’, complimenteert Vitor me als ik weer langszij kom. ‘Als je nu met ons mee zou doen, dan zou je toptien rijden’, vervolgt hij. Ik voel me vereerd. Na een laatste U-bocht voert de route rechtstreeks naar de kaap aan het einde van de bergrug. Als de weg afvlakt, maak ik vaart voor de laatste horde: een muur die qua stijgingspercentage (19 %) nauwelijks onder doet voor de trap die even verderop naar de bergtop leidt. Ik gooi alle registers open. De verzuring bijt in mijn benen als de muur zich eindelijk gewonnen geeft.

Even later sta ik op een glazen balkon terwijl onder mijn schoenen een duizelingwekkende diepte gaapt. Een klassiek zeilschip dobbert op de kobaltblauwe zee die geruisloos overgaat in het antracietgrijze strand. Tegen de klif liggen terrassen waarop boeren zich nog tot enkele jaren terug in manden lieten afzakken om hun akkers te bewerken. Overweldigd door dit bijzondere stilleven tuur ik in de diepte.

We vervolgen onze tocht langs de kustweg met een aaneenschakeling van terrasvormige dorpjes in groene baaien, imponerende kapen en lange tunnels, waarvan een groot deel in betere tijden is aangelegd met EU-subsidies. Mijn plan om het dit stuk wat rustiger aan te doen valt in duigen. Vitor fietst niet graag ondergronds en trekt steeds flink door in de tunnels.

10 main

 

Bij het vissersdorpje Paúl do Mar klimt begint de weg geleidelijk te klimmen om vervolgens een haarspeldbocht van 180 graden te maken. ‘De Alpe d’Huez van Madeira’, kondigt Vitor de zigzaggende klim aan. Gelukkig blijkt hij niet van plan om nog eens vaart te maken, want ik zit er inmiddels goed doorheen.

Keuvelend over de wielersport kronkelen we omhoog tegen de steile bergwand die is begroeid met groene maquis. We passeren tunneltjes en klimmen langs grotten die zijn uitgesleten in poreuze roestbruine rotspartijen.

We stoppen bij een restaurant om een espresso te drinken en onze bidons bij te vullen. Vitor loopt naar de bar om een chocoladereep te kopen. Vanaf het terras kijk ik op de imposante bergen die met hun voeten in de branding en toppen in de wolken liggen.

We zijn inmiddels zes uur onderweg, maar hebben pas 75 kilometer gereden als we de top van de pas bereiken. ‘Je hebt normale kilometers en Madeira-kilometers. En over een Madeira-kilometer doe je twee keer zo lang’, lacht Vitor.

De laatste tien kilometer van onze tocht rijden we over de desolate westkant van het eiland. We passeren kleine dorpjes en graslanden met grazende koeien. De kerkklok van in het dorp slaat vier uur als we linksaf draaien richting de Farol da Ponta do Pargo. De verweerde vuurtoren (1923) is met 312 meter het hoogst gelegen exemplaar van Portugal. Als we na een steile afdaling de winderige kaap bereiken moeten we nog flink in de remmen knijpen om ervoor te zorgen dat we niet de afgrond inkukelen.

Dag 3:

De barrière voor het nonnendal

We hadden voor vandaag een redelijk vlakke rit gepland naar de oostkaap van het eiland. Maar het weer gooit roet in het eten: een regenfront hangt boven het gebied en dat blijft volgens Vitor nog wel even zo. Hij stelt voor om dan maar weer te gaan klimmen, want vlakke alternatieven zijn er eigenlijk niet.

We stippelen een tocht uit richting Curral das Freiras. Het ‘nonnendal’ ontleent zijn naam aan de zusters die er in zestiende eeuw hun toevlucht zochten tijdens aanvallen van Franse piraten. Onderweg zullen we de bergpas Eira do Serrado (1054m) bedwingen die als een barrière ligt voor de vallei in het hart van het eiland. Onder toeziend oog van Maria, die in een wit huis langs de weg is getegeld, klimmen we vanuit de baai van Funchal naar de bergpas die verscholen in de wolken ligt. We zijn nog geen anderhalf uur onderweg, maar ik hang al met mijn tong uit mijn mond grimassend als de Franse wielrenner Thomas Voeckler in het wiel van Vitor. Het beste is er al lang en breed vanaf. We laten de laatste buitenwijken van de hoofdstad achter ons en gaan de wolken achterna die tegen de bergen naar het oerwoud klimmen. We moeten hard werken om ze te volgen: de hellingen zijn onregelmatig en tikken soms makkelijk de 20 % aan. Op de vlakkere stukken moet ik steeds extra gas geven om bij te blijven.

De geur van gebarbecued vlees dwarrelt ons tegemoet. Voor een restaurant doen drie bonkige mannen zich deze zaterdagochtend tegoed aan rund van de spies. ‘Zo ziet ons weekend eruit. Eten, eten, eten’, lacht Vitor. Wij houden het op een espresso en een Snickers – ik ben wegens een gebrek aan sportrepen overgestapt op zijn dieet.

We kronkelen verder door het woud dat dankzij de mist mystieke gedaantes aanneemt. Ranke laurierbomen zitten als versteende geliefden in elkaar verstrengeld. Statige naaldbomen waken als poortwachters over de pas. Niet wonderlijk dat de nonnen zich achter deze berg beschermd tegen indringers voelden.

De romantiek is in één klap verdwenen als in de mist een lelijk toeristenrestaurant opdoemt. We hebben de top al bereikt. We kijken elkaar beteuterd aan: geen uitzicht. We besluiten toch maar even naar het uitzichtspunt te lopen even verderop. ‘Cyclocross’, grapt Vitor als we onze fietsen meesjouwen.

De wandeltocht is de moeite waard, want als het wolkendek even later openschuift toont het nonnendal ons haar gelaat. Steile bergwanden omringen het rustieke dorpje dat op een plateau in de vallei ligt. In de diepte kabbelt een riviertje.

Als de wolkensluiers het nonnendal weer toedekken is het tijd om terug te keren. We dalen door het mystieke woud, langs het barbecuerestaurant naar de baai van Funchal.

Daar heeft Vitor nog een uitbrander voor me in petto. In de buitenwijken van de stad slaat hij plots een akelig steil weggetje in: de Caminho do Lombo dos Aguiares. Deze helling is met 30 % één van de meest gevreesde klimmen én afdalingen van het eiland.

Met ingeknepen remmen en achterop mijn zadel zittend, zet ik de huiveringwekkende afdaling in richting de zee. Steil, steiler, steilst. Typisch Madeira.

11 main

Praktisch

Vanwege het zachte klimaat met gemiddelde dagtemperaturen tussen 19 (januari) en 26 graden (augustus), is het het hele jaar door aangenaam fietsen op Madeira. in de wintermaanden is er wel meer kans op regen. De wegen zijn goed begaanbaar voor fietsers, maar het is soms wel oppassen voor putten in het asfalt. er zijn nog geen verhuurbedrijven met racefietsen in het assortiment op het eiland, dus het is raadzaam om je eigen fiets mee te nemen. stop ook lampjes in je koffer om te gebruiken bij het passeren van de vele tunnels.

fietsen

Fietsorganisatie lokoloko organiseert mountainbike- en wielertochten onder begeleiding vanuit caniço aan de zuidkust. ze verzorgen ook haal- en brengservice. tel: +351 969 570 780 +351 926 374 236 info@lokolokomadeira.com www.lokolokomadeira.com

overnachten

Hotel Galo resort **** ligt in caniço, op 10 kilometer van het vliegveld. lokoloko zit om de hoek bij het hotel. www.galoresort.com Vliegen taP Portugal vliegt dagelijks vanuit amsterdam op funchal, met overstap in lissabon. www.flytap.com

 van